Er is voortdurend wisselwerking tussen etherisch blauw en aardse bindingen.
“L’oiseau qui danse” is het gevecht van de vogel met zijn eigen draak, de waan van zijn vrijheid, de droom van een apollinisch bestaan, een leven tussen zweven en wurgen, dat eigenlijk het totaalbeeld suggereert van vitaliteit in een etherisch verzinken.